De invoering van art. 29ter WAM
De wettelijke autonome vergoedingsregeling voor benadeelden van verkeersongevallen waarbij geen aansprakelijke kan worden aangeduid werd initieel ingevoerd in artikel 19bis-11, §2 WAM, maar wordt nu, tengevolge de wet van 31 mei 2017, geregeld door artikel 29ter WAM.
Dat artikel geldt voor verkeersongevallen vanaf 22 juni 2017 en perkt het toepassingsgebied van de vergoedingsplicht die op de betrokken WAM-verzekeraars rust sterk in.
Vanaf 22 juni 2017 zullen énkel onschuldige slachtoffers en hun rechthebbenden op wie met zekerheid geen aansprakelijkheid rust aanspraak kunnen maken op vergoeding. Op grond van het oud artikel 19bis-11, § 2 WAM konden ook nog potentieel aansprakelijke bestuurders vergoeding eisen.
De reden voor het Cassatie-arrest van 26 april 2018
Uit de parlementaire voorbereiding van de wet van 31 mei 2017 blijkt dat de wetgever met de invoering van artikel 29ter WAM niet alleen de regeling vervat in artikel 19bis-11, § 2, WAM heeft willen verduidelijken maar de regeling ook nauwkeuriger heeft willen afstemmen op de oorspronkelijke bedoeling om enkel onschuldige slachtoffers van verkeersongevallen te vergoeden, de vergoedingsregeling heeft uitgebreid tot ongevallen waarbij gemotoriseerde voertuigen die aan spoorstaven gebonden zijn, betrokken zijn, de vergoedingsplicht heeft uitgebreid tot het Gemeenschappelijk Waarborgfonds in de aangeduide gevallen en heeft voorzien in hoofdelijkheid tussen de verzekeraars van de in het ongeval betrokken voertuigen.
Hieruit volgt dat artikel 29ter WAM, zoals ingevoerd bij de voormelde wet van 31 mei 2017, voorziet in een aangepaste vergoedingsregel en bijgevolg geen interpretatieve wetsbepaling is.
Hieruit volgt dat voor de toepassing deze wetsbepaling enkel de WAM-verzekeraars van de voertuigen waarvan de bestuurders geen aansprakelijkheid dragen, niet tot vergoeding gehouden zijn.
Het onderdeel dat ervan uitgaat dat enkel de onschuldige slachtoffers en hun rechthebbenden kunnen beschouwd worden als benadeelde in de zin van voormelde bepaling, gaat uit van een onjuiste rechtsopvatting en faalt bijgevolg naar recht.
Uit deze bepalingen en hun wetsgeschiedenis blijkt dat de vergoedingsregeling bepaald in artikel 19bis-11, § 1, WAM steunt op aansprakelijkheid en de aansprakelijkheidsverzekeringen, terwijl de in artikel 19bis-11, § 2, WAM vervatte regel een automatische vergoedingsregeling is die losstaat van het optreden van het Fonds en die de wet oplegt aan de verzekeraars die de burgerrechtelijke aansprakelijkheid waartoe motorrijtuigen aanleiding kunnen geven, dekken.
Het onderdeel dat ervan uitgaat dat de benadeelde in de beide bepalingen dezelfde betekenis heeft en de benadeelde hierdoor in het kader van artikel 19bis-11, § 2, WAM moet bewijzen dat “hij benadeeld wordt door de omstandigheid die wordt aangegeven, met name het gebrek aan bewijs wie aansprakelijk is”, gaat uit van een onjuiste rechtsopvatting en faalt bijgevolg naar recht.”